17 februari 2006

Taalstrijd


Nog niet zo lang geleden verkondigde Minister Verdonk dat iedereen op straat en in publieke ruimtes Nederlands moet spreken. Een en ander naar aanleiding van een gedragscode van de Gemeente Rotterdam om het gevoel van onveiligheid bij burgers te verminderen en discriminatie en intolerantie te voorkomen. Ik citeer Ivo Opstelten, burgemeester van Rotterdam: ‘Nederlands is de omgangstaal. Daarmee bevorder je je kansen in het onderwijs en je positie op je werk.’ Uiteraard vraag ik me in de eerste plaats af, overigens net als alle andere medelanders, hoe deze code in de praktijk uitgevoerd gaat worden en wie deze kostbare maatregel gaat betalen. Die laatste vraag is een retorische: wij als burger natuurlijk. En dan de vraag wie gaat beoordelen wat goed Nederlands is. Negen van de tien Nederlanders spreekt namelijk belabberd Nederlands als je het echt volgens het boekje zou doen. Ik denk dat de gemiddelde agent of burgerwacht op zijn tenen zal moeten lopen wanneer hij zo’n taalovertreder moet aanspreken, om te voorkomen dat hij zich zelf niet verspreekt en al snel verwikkeld zal raken in een taalstrijd. Kortom, wapenstok weg en de Dikke Van Dale dus voortaan altijd op zak!

Maar goed, dat is eigenlijk helemaal mijn punt niet. Nog los van de uitvoerbaarheid stoorde mij eigenlijk nog het meest dat het gevoel van onveiligheid veroorzaakt zou worden door de diversiteit aan talen die op straat wordt gesproken. Ik denk dat dat veel te kort door de bocht is. Aan die intolerantie, discriminatie en het toenemende gevoel van onveiligheid bij álle bevolkingsgroepen in Nederland ligt een veel groter probleem ten grondslag. Namelijk onwetendheid. Een gebrek aan kennis van elkaars cultuur en achtergrond. Onwetendheid leidt vaak tot angst. Angst voor het onbekende. Dat is ons instinct, kunnen we niets aan doen. Als enig Surinaams meisje in de klas zat ik op de middelbare school naast Erik. Erik was veertien maar was aanhanger van de Centrum Partij. En alle buitenlanders moesten eruit. Dat had hij zijn vader horen zeggen. En hij vond ook dat ‘ze’ al onze banen inpikten en straks ‘heel Nederland’ zouden overnemen als we niet zouden ingrijpen. Ja, ook in die tijd begon Nederland al ‘vol’ te raken. Maar ik mocht blijven. Ik en mijn ouders en broertje, want wij waren ‘anders’.. Erik kende eigenlijk geen buitenlanders, had nooit geleerd dat er ook een andere kant was, Erik wíst niet beter.

In plaats van een lastig uitvoerbare gedragscode zou je ook kunnen aanvaarden dat de maatschappij in 2006 nu eenmaal zo kleurrijk is dat andere talen en andere 'kleurlingen' niet meer uit het straatbeeld zijn weg te denken. Je kunt dus veel beter investeren in het wegwerken van die kennisachterstand bij de bevolkingsgroepen in onze samenleving. Zo zou je niet alleen bij kinderen, maar ook bij jongeren, volwassenen en ouderen (vergeet die laatste groep in het kader van de vergrijzing niet!) moeten proberen begrip op te laten brengen voor elkaars cultuur en achtergrond.

De rookwolken rondom de Verdonk-discussie waren nauwelijks opgetrokken of een aantal middelbare scholen in Den Haag kondigde aan om de vakken geschiedenis, aardrijkskunde en economie voortaan in het Engels te geven om de aansluiting met een aantal opleidingen aan het hoger onderwijs te vergemakkelijken. Niet alleen lijkt mij dat dit indruist tegen de in wording zijnde gedragscode van Verdonk, maar eveneens denk ik dat men zich richt op de verkeerde problematiek. Kinderen horen al veel Engels om zich heen en hebben ook kansen genoeg, door internet en de televisie, om hun Engels te prakkiseren. Waarom worden er op de middelbare scholen geen lessen gegeven in het Turks, Marokkaans, Chinees, Fries of Arabisch? Op sommige scholen zijn dit al keuzevakken, maar op andere scholen worden die vakken helemaal niet gegeven. In de godsdienst- of maatschappijleerlessen zou ook meer aandacht besteed moeten worden aan de cultuur en de achtergrond van de leerlingen. Net zoals wij vroeger op onze katholieke school ook uitgelegd kregen wat de verschillende geloofsovertuigingen inhielden. Dat gaf leuke en interessante discussies. We zouden in elk geval bereiken dat er meer bekend is over elkaars achtergrond en zouden als inwoners van Nederland met zijn allen genuanceerder om kunnen gaan met de problemen waar we als inwoners van deze maatschappij mee te maken krijgen. Zo dat wou ik even kwijt. Persoonlijk zou ik een cursus Hagenees willen volgen. Versta er geen bal van als ik boodschappen doe ;-)

1 opmerking:

Esteban zei

Wie ook kort door de bocht opereren zijn de media. Dit is nl. niet de strekking van Verdonk, die is een stuk genuanceerder. De media krijgen een steeds kwalijker rol door woorden net genoeg te verdraaien zodat het een nationale discussie oproept. We zouden eens meer integrale teksten moeten horen van de politici. De vrijheid van de media is een groot goed maar in elk stuk - dat verslaggeving hoort te zijn - klinkt veel te vaak een opinie door.

Wat het tweede punt betreft hoorde ik deze week een interessante mening nl. dat er een hele generatie mensen opgroeit zonder binding met ons land (kinderen van een niet-Nederlands sprekende generatie) die aan hun lot worden overgelaten. Daarnaast is opvoeding, door ouders zowel als op school, van groot belang. School moet ook weer uniform worden. 1 beleid, 1 soort normen en waarden en niet 10 verschillende schooltypes, waarvan sommige zich opzettelijk afzetten tegen onze maatschappij. (terzijde, het is natuurlijk te gek dat scholen zelf kunnen bepalen dat ze niet aan een Cito-toets meedoen omdat het niveau van hun leerlingen te laag is)

Het algemene uitgangspunt is volgens mij - vwb de maatschappij - dat je je aanpast aan het land waarin je woont. Ik zal daar uitgebreider over uitweiden op mijn eigen blog (weet nog niet wanneer ;-)).